Een oude priesterlijke stad waar David kwam op weg naar het zuiden toen hij vluchtte voor Saul in Gibea [1Sa 21:1 ]. Hier vond hij toevlucht en hulp bij Ahimelech. Dit werd opgemerkt door Doëg de Edomiet, die de koning informeerde en daarna het instrument werd van Sauls wrede wraak op de priesters en op alle inwoners van de stad [1Sa 22]. De naam komt voor in [Neh 11:32 ] in een lijst van steden, direct na Anatot. In Jesaja's ideale verslag van de opmars van de Assyriërs tegen Jeruzalem, wordt Nob duidelijk ten zuiden van Anatot geplaatst. Hier, zegt de profeet, zal de Assyriër zijn hand schudden naar de berg van de dochter van Sion, de heuvel van Jeruzalem. Het was dus een plaats vanwaar de Heilige Stad en de tempel duidelijk zichtbaar waren.