Nebo — verkondiger; profeet. (1.) Een Chaldeeuwse god wiens aanbidding in Assyrië werd geïntroduceerd door Pul [Jes 46:1 ; Jer 48:1 ]. Aan dit afgodsbeeld was de grote tempel gewijd waarvan de ruïnes nog steeds te zien zijn bij Birs Nimrud. Een standbeeld van Nebo gevonden in Kalhu, waar het werd opgericht door Pul, koning van Assyrië, bevindt zich nu in het British Museum.

(2.) Een berg in het land Moab vanwaar Mozes voor de eerste en de laatste keer naar het Beloofde Land keek [Dt 32:49 ; Dt 34:1 ]. Het is geïdentificeerd met Jebel Nebah, aan de oostelijke oever van de Dode Zee, nabij het noordelijke uiteinde, en ongeveer 5 mijl ten zuidwesten van Heshbon. Het was de top van de bergkam van Pisga (zie aldaar), die deel uitmaakte van de keten van de “bergen van Abarim.” Het is ongeveer 2.643 voet hoog, maar door zijn ligging biedt het een uitzicht op West-Palestina. Vlak eronder liggen de vlaktes van Moab, waar Bileam, en later Mozes, de tenten van Israël zagen verspreid liggen.

(3.) Een stad ten oosten van de Jordaan die werd ingenomen en herbouwd door de stam van Ruben [Nm 32:3 ,38; 1 Kr 5:8 ]. Het lag ongeveer 8 mijl ten zuiden van Heshbon.

(4.) De “kinderen van Nebo” [Ezr 2:29 ; Neh 7:33 ] behoorden tot degenen die uit Babylon terugkeerden. Het was een stad in Benjamin, waarschijnlijk het moderne Beit Nubah, ongeveer 7 mijl ten noordwesten van Hebron.

EBD